Waar kunnen wij u mee helpen? How can we help you?
Search
Contact
Nietigheid en uitleg anticumulatiebepaling Sociaal Plan Philips

Nietigheid en uitleg anticumulatiebepaling Sociaal Plan Philips

Gepubliceerd: 26-apr-2016 08:00

Onderstaand bericht is geschreven door Aranka de Voogd en gepubliceerd door SDU Opmaat Arbeidsrecht op 26 april 2016.

 

Werknemer stelt primair dat de anticumulatiebepaling van het Sociaal Plan van Philips (werkgever) nietig is, daar deze in strijd zou zijn met artikel 7 lid 1 sub c WGBL. De kantonrechter oordeelt echter dat dit niet het geval is. Subsidiair stelt werknemer dat de anticumulatiebepaling niet correct door Philips zou zijn toegepast. Volgens werknemer dient deze bepaling grammaticaal te worden uitgelegd. Philips stelt zich echter op het standpunt  dat er naar de context van de bepaling moet worden gekeken. De kantonrechter oordeelt dat voor de anticumulatiebepaling in het Sociaal Plan de zogenaamde CAO-norm van toepassing is.

Sociaal Plan
Ten behoeve van de geplande reorganisatie is Philips op 30 augustus 2012 het Sociaal Plan IPLC Roosendaal 2012-2015 overeengekomen met de ondernemingsraad en meerdere vakbonden. Daarin is bepaald dat in drie fases afgevloeid zou worden (medio 2013, eind 2014 en eind 2015). Het volgende staat in de anticumulatiebepaling:

“De ontslagvergoeding zal nooit meer bedragen dan de inkomstenderving voor de medewerker, berekend over de periode gelegen tussen het ontslag van de medewerker en de datum waarop deze de voor hem geldende pensioenrichtleeftijd bereikt. Vanaf 1-1-2013 geldt voor de laatstgenoemde datum de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de uitkering ingevolge de AOW is toegekend. (…)”

Standpunt werknemer en Philips
Werknemer stelt primair dat de anticumulatiebepaling van het Sociaal Plan nietig is. In deze bepaling zou namelijk onderscheid gemaakt worden naar leeftijd in de zin van artikel 7 lid 1 sub c WGBL.

Voorts stelt werknemer zich op het standpunt dat de afvloeiingsregeling van Philips ongelijke behandeling tot gevolg heeft, hetgeen in zijn geval leidt tot gemist inkomen en pensioenschade, daar hij in de eerste fase is afgevloeid. Was werknemer in een latere fase ingedeeld dan was zijn pensioenrichtleeftijd immers 67 jaar geweest in plaats van de toen bepaalde 65 jaar en 7 maanden. Volgens werknemer heeft hij zodoende recht op de ontslagvergoeding zoals berekend op grond van artikel 2.5 van het Sociaal Plan, vermeerderd met de door hem geleden pensioenschade. Philips betwist dit en stelt dat het Sociaal Plan en daarmee de anticumulatiebepaling tot stand is gekomen in samenspraak met de ondernemingsraad en vakbonden. Tevens stelt Philips dat er sprake zou zijn van een legitiem doel en de middelen om dit doel te bereiken zijn volgens Philips ook passend en noodzakelijk.

Subsidiair stelt werknemer dat de anticumulatiebepaling door Philips niet correct is toegepast. De AOW-leeftijd is voor werknemer immers inmiddels (met 2 maanden) verhoogd en zodoende is zijn inkomstenderving groter geworden. Philips betwist dat zij de anticumulatiebepaling op een onjuiste manier zou hebben toegepast.

Nietigheid anticumulatiebepaling?
Volgens artikel 7 lid 1 sub c WGBL is onderscheid naar leeftijd niet verboden als dit objectief te rechtvaardigen is door een legitiem doel en dat de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Philips stelt dat het legitiem doel is gelegen in het mogelijk maken van een Sociaal Plan voor die werknemers die dat het hardst nodig hebben. Door de beperkte financiële middelen en het feit dat niet iedereen evenveel toekomstig economisch nadeel lijdt, is er de noodzaak om de beschikbare middelen rechtvaardig te verdelen, zoals zij dat doet. Philips verwijst daarbij naar het arrest Odar/Baxter (JAR 2013/19). De kantonrechter sluit zich bij dit standpunt aan. In dit arrest is immers bepaald dat indien gekozen is voor een regeling die recht doet aan de arbeidsmarktpositie van de werknemers in de verschillende leeftijdscategorieën, waarbij niet enkel is gekeken naar uitsluitend financiële argumenten en waarbij de leeftijdsgrens in samenspraak met representatieve sociale partners is gekozen, er geen sprake is van een bepaling waarbij ontoelaatbaar onderscheid wordt gemaakt naar leeftijd.

De kantonrechter oordeelt tevens dat de anticumulatiebepaling objectief gerechtvaardigd is, daar zowel de ondernemingsraad alsook de vakbonden hiermee hebben ingestemd. Uit de arresten Odar/Baxter en Rosenbladt blijkt dat aan de instemming van vakbonden immers zwaarder getild wordt, dan aan het belang van een enkele werknemer.

Wat betreft het standpunt van werknemer, dat hij tot 67-jargie leeftijd zou hebben doorgewerkt - en dus nu door in de eerste fase afgevloeid te worden, minder pensioen heeft opgebouwd -, kan de kantonrechter werknemer niet volgen. Dit is immers niet objectief vast te stellen. Het lag overigens ook op de weg van werknemer om – indien hij langer in dienst wenste te blijven – een beroep te doen op de Begeleidingscommissie, welke middels het Sociaal Plan was opgericht.

Zodoende komt de kantonrechter dan ook tot het oordeel dat er geen sprake is van een nietig anticumulatiebepaling.

Uitleg anticumulatiebepaling
Omtrent de uitleg van de anticumulatiebepaling, stelt werknemer zich op het standpunt dat de bepaling grammaticaal moet worden uitgelegd. Philips stelt daarentegen dat naar de context moet worden gekeken en dat de bepaling is uitgevoerd zoals Philips het had bedoeld.

De kantonrechter is van oordeel dat de zogenaamde CAO-norm van toepassing is voor de uitleg van de anticumulatiebepaling in onderhavig geschil. Dit betekent dat de tekstuele uitleg prevaleert en dat er niet naar de context kan worden gekeken, zoals Philips stelt.

De kantonrechter oordeelt dan ook dat Philips de anticumulatiebepaling niet correct heeft toegepast en dient de door werknemer geleden inkomstenderving te vergoeden.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 april 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2192

Bron: Opmaat_Arbeidsrecht, nieuwsbericht 2016/239

Disclaimer

De blogs en publicaties op deze website bevatten informatie van algemene informatieve aard. Afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van een specifiek geval kan de informatie op bepaalde gevallen niet, dan wel verminderd van toepassing zijn. De informatie in de blogs/publicaties is niet bedoeld als, en dient niet te worden beschouwd als, juridisch advies van welke aard dan ook. NOVO Advocatuur en Mediation is dan ook niet aansprakelijk voor de gevolgen van het eventuele gebruik dat van de informatie wordt gemaakt, zonder dat deskundig juridisch advies is ingewonnen. Juridisch advies is altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in.

Neem contact met ons op

Nieuwsbrief

Wekelijks worden de actualiteiten binnen het arbeidsrecht besproken. De belangrijkste of noemenswaardige uitspraken en artikelen passeren hier de revue.
Uiteraard mag u ook zelf ideeën aandragen. Wellicht ziet u het antwoord daarop hier op de site volgende week terug!
Wilt u niets missen? Meld u zich dan hieronder aan voor de maandelijkse nieuwsbrief!