Waar kunnen wij u mee helpen? How can we help you?
Search
Contact

Transitievergoeding bij langdurig arbeidsongeschiktheid op € 0,-?

Gepubliceerd: 14-jul-2016 08:00

Onderstaand bericht is geschreven door Aranka de Voogd en gepubliceerd door SDU Opmaat Arbeidsrecht op 14 juli 2016.

 

Werkgever heeft de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV opgezegd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Werkneemster en werkgever zijn het erover eens dat de transitievergoeding verschuldigd is. De discussie draait echter om de hoogte van de transitievergoeding. De kantonrechter oordeelt dat voor de hoogte van de transitievergoeding – gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 7:673 BW en het ‘Besluit loonbegrip’ – moet worden gerekend met het bruto uurloon, vakantiebijslag en persoonlijke toeslag waarop werkneemster recht zou hebben gehad indien zij niet arbeidsongeschikt zou zijn.

Feiten
Werkneemster is sinds 2003 als verkoopmedewerker in dienst van werkgever. Na een auto-ongeluk in 2012 raakt werkneemster langdurig arbeidsongeschikt. De loondoorbetalingsverplichting van werkgever is op 20 augustus 2014 geëindigd. Werkneemster ontvangt vanaf 20 augustus 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering. Werkgever heeft de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2016 met toestemming van het UWV opgezegd.

Standpunten partijen
Werkneemster verzoekt de kantonrechter werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ad € 8.431,82 bruto. Haar arbeidsovereenkomst heeft immers langer dan 24 maanden geduurd.

Werkgever is van mening dat naar aanleiding van de door de wetgever bepaalde, zeer gedetailleerde berekeningswijze de hoogte van de transitievergoeding uitkomt op € 0,-. Werkgever stelt dat immers uitgegaan dient te worden van het loon waarop aanspraak kon worden gemaakt ten tijde van het eindigen van de arbeidsovereenkomst en niet van het loon wat door werkneemster verdiend zou zijn als zij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest. Omdat de loondoorbetalingsverplichting van werkgever inmiddels is geëindigd, heeft werkneemster geen aanspraak op loon, aldus werkgever.

Loonbegrip: juridisch kader
De transitievergoeding dient overeenkomstig artikel 7:673 lid 2 BW berekend te worden, waarbij het loon de basis vormt. Artikel 7:673 lid 10 BW bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat wordt verstaan onder loon. Het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (Stb. 2014, 538) bepaalt in artikel 2 lid 2 dat onder loon moet worden verstaan: ‘het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand of, in geval van een wisselende arbeidsduur, met de gemiddelde arbeidsduur over in beginsel een periode van twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt.’ In de nota van toelichting (algemeen deel, p. 4) staat vermeld dat het het ‘op dat moment geldende bruto uurloon’ betreft.

Beoordeling kantonrechter
De kantonrechter leidt uit de tekst van artikel 7:673 BW en het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding niet af dat het zou moeten gaan om het ‘opeisbaar loon’. Sterker nog, de wetgever heeft niet beoogd om arbeidsongeschikte werknemers na twee jaar arbeidsongeschiktheid, uit te sluiten van een transitievergoeding, daar zij geen rechtvaardiging zag om onderscheid te maken tussen arbeidsongeschikte werknemers en andere werknemers (Kamerstukken I 2013/2014, 33 818, C, p. 96). Ook verwijst de kantonrechter naar de brief van Asscher van 21 april 2016. Ook hieruit valt af te leiden dat de vooringenomen wijziging van de minister met betrekking tot de transitievergoeding in relatie tot ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, geenszins tot doel heeft om arbeidsongeschikte werknemers niet te betalen (Kamerstukken II 2015/2016, 34 351, nr. 16).

De kantonrechter is daarom van oordeel dat voor de berekening van de transitievergoeding moet worden uitgegaan van het ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst overeengekomen bruto uurloon, dus het bruto uurloon waar werkneemster recht op zou hebben gehad indien zij niet arbeidsongeschikt zou zijn.

Vakantiebijslag
Werkgever is voorts van mening dat voor de berekening van de in acht te nemen vakantiebijslag, een twaalfde deel van de vakantiebijslag waarop de werkneemster in de periode van twaalf maanden na het eindigen van de arbeidsovereenkomst aanspraak zou hebben gehad als de arbeidsovereenkomst zou zijn voortgezet, dient te worden genomen. Derhalve zou ook de vakantiebijslag in dit geval € 0,- bedragen.

De kantonrechter is net als bij de uitleg van het ‘bruto uurloon’ in artikel 2 van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding van mening dat beslissend is of aanspraak op vakantiebijslag bestond indien en voor zover de bedongen arbeid zou zijn verricht. Immers zegt artikel 3 van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding het volgende daarover: ‘Het loon, bedoeld in artikel 2, wordt voor de toepassing van artikel 7:673 lid 2 BW vermeerderd met de vakantiebijslag en de vaste eindejaaruitkering waar de werknemer binnen twaalf maanden aanspraak op zou hebben bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst, gedeeld door twaalf.’

Persoonlijke toeslag
De kantonrechter oordeelt dat ingevolge artikelen 7:610 en 7:616 BW en artikel 3 lid 1 onder b van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding, vaste looncomponenten verschuldigd zijn in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, gedeeld door twaalf. De kantonrechter oordeelt daarbij dat ‘verschuldigd’ in gelijke zin dient te worden opgevat als ‘bruto uurloon’ en ziet dan ook geen reden om de vaste looncomponenten anders te behandelen dan het ‘bruto uurloon’. Aangezien werkgever dit looncomponent ook uitbetaalde, heeft de persoonlijke toeslag ook als overeengekomen loon te gelden en wordt deze meegenomen in de berekening van de transitievergoeding.

Conclusie
De kantonrechter komt tot de conclusie dat werkgever een transitievergoeding verschuldigd is op basis van het geldende brutoloon inclusief 8% vakantiegeld en de persoonlijke toeslag tegen de vaste arbeidsduur van 38 uur per week (€ 1.8431,81 bruto per maand). De kantonrechter veroordeelt werkgever tot betaling van de transitievergoeding ad € 8.431,82 bruto.

Rechtbank Gelderland 23 juni 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3511

Bron: Opmaat_Arbeidsrecht, nieuwsbericht 2016/393

Disclaimer

De blogs en publicaties op deze website bevatten informatie van algemene informatieve aard. Afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van een specifiek geval kan de informatie op bepaalde gevallen niet, dan wel verminderd van toepassing zijn. De informatie in de blogs/publicaties is niet bedoeld als, en dient niet te worden beschouwd als, juridisch advies van welke aard dan ook. NOVO Advocatuur en Mediation is dan ook niet aansprakelijk voor de gevolgen van het eventuele gebruik dat van de informatie wordt gemaakt, zonder dat deskundig juridisch advies is ingewonnen. Juridisch advies is altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in.

Neem contact met ons op

Nieuwsbrief

Wekelijks worden de actualiteiten binnen het arbeidsrecht besproken. De belangrijkste of noemenswaardige uitspraken en artikelen passeren hier de revue.
Uiteraard mag u ook zelf ideeën aandragen. Wellicht ziet u het antwoord daarop hier op de site volgende week terug!
Wilt u niets missen? Meld u zich dan hieronder aan voor de maandelijkse nieuwsbrief!