Waar kunnen wij u mee helpen? How can we help you?
Search
Contact

Verzoek tot herroeping ontbindingsbeschikking ook in hoger beroep afgewezen

Gepubliceerd: 17-okt-2016 08:00

Onderstaand bericht is geschreven door Aranka de Voogd en gepubliceerd door SDU Opmaat Arbeidsrecht op 17 oktober 2016.

In eerste aanleg komen partijen tot een vaststellingsovereenkomst en op basis van artikel 96 Rv verzoeken zij de kantonrechter hierin te beslechten en doen afstand van het recht op hoger beroep.  Na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij beschikking van de kantonrechter doet werkgever een verzoek tot herroeping van die beschikking daar sprake zou zijn van bedrog in de zin van artikel 3:44 lid 3 BW. De kantonrechter wijst dit verzoek af waarna werkgever in hoger beroep gaat tegen deze afwijzing. Het hof bepaalt dat de feiten en omstandigheden die eerder niet bekend zouden zijn in dit geval niet tot een ander oordeel van de kantonrechter zou hebben kunnen leiden gezien het initiële ontbindingsverzoek van werkgever. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking. 

Eerste aanleg
Werkgever heeft in eerste aanleg verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder andere op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 sub g BW). Tijdens de mondelinge behandeling is een vaststellingsovereenkomst overeengekomen, waarbij tevens is bepaald dat partijen zich tot de kantonrechter wenden en op basis van artikel 96 Rv een beslissing wordt verzocht onder afstand van het recht op hoger beroep.  
Bij beschikking van 14 januari 2016 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden onder toekenning van de transitievergoeding die partijen overeen zijn gekomen. 

Herroepping 
Op 3 februari 2016 heeft werkgever een aantal artikelen uit de vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd op grond van artikel 3:44 lid 1 en 3 BW. Volgens werkgever zou er namelijk sprake zijn van bedrog. Werknemer had namelijk tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij zijn chauffeurspas was verloren waardoor hij geen werkzaamheden meer kon verrichten als chauffeur. Op basis daarvan was hij door werkgever vrijgesteld van werkzaamheden tot het einde van het dienstverband. Nu is echter gebleken dat werknemer deze pas helemaal niet kwijt was, maar nog steeds in zijn bezit had en werknemer in de maand gedurende zijn vrijstelling werkzaamheden voor een concurrent van werkgever heeft verricht. Werkgever heeft om deze redenen verzocht de beschikking te herroepen op grond van artikel 382 Rv. 

De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat naar het oordeel van de kantonrechter niet is voldaan aan de vereisten van bedrog (artikel 3:44 lid 3 BW). Voor zover al mag worden aangenomen dat de mededeling van werknemer tijdens de mondelinge handeling onjuist was, acht de kantonrechter het voorts niet althans onvoldoende aannemelijk dat bij die wetenschap werkgever de vaststellingsovereenkomst niet zou zijn aangegaan. 

Hoger beroep
Werkgever is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan en stelt dat op grond van artikel 390 Rv een beschikking kan worden herroepen op de gronden genoemd in artikel 382 Rv. Daarbij is volgens werkgever van belang dat voor het in artikel 382 onder a Rv voorkomende ‘bedrog’ artikel 3:44 lid 3 BW niet van toepassing is en dat de uitleg daarvan niet bepalend is voor het begrip ‘bedrog’ in de zin van artikel 382 sub a Rv (vergelijk HR 4 oktober 1996, NJ 1998, 45, Goosen/Goosen). Het moet volgens werkgever namelijk gaan om bedrog in de zin dat er sprake is van een oneerlijke proceshouding van een partij die daarmee belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de tegenpartij gunstigere afloop van die procedure had kunnen leiden. Dit doet zich dan onder meer voor als een partij feiten verzwijgt, terwijl zij wist of behoorde te weten dat de tegenpartij niet met die feiten bekend was of redelijkerwijs bekend behoorde te zijn, aldus werkgever.

Uit het standpunt van werkgever merkt het hof op dat werkgever kennelijk het feit dat werknemer nog wel over een chauffeurspas zou beschikken ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft verlaten. Dit is volgens het hof opvallend daar werkgever in het verzoek tot herroeping aangeeft dat die onwaarheid als een opzettelijk gegeven is gepresenteerd door werknemer om werkgever te bewegen tot het aangaan van de vaststellingsovereenkomst. Voor zover dat nog van belang is merkt het hof op dat werkgever dit op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt en dat de door werkgever aangevoerde grond wegens bedrog daarmee geenszins vaststaat. 

Het hof oordeelt verder dat de grond van de ontbinding ligt in de omstandigheid dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zoals door werkgever aangevoerd in eerste aanleg, en deze grond ligt ook ten grondslag aan het daarna gedane verzoek op grond van artikel 96 Rv. Hierdoor was terugkeer niet meer mogelijk. Om die reden vormt het verzoek van werkgever geen reden om de beschikking van de kantonrechter te herroepen op grond van bedrog. 

Het feit dat werknemer heeft verzwegen dat hij in december voor een ander bedrijf heeft gewerkt, zou volgens werkgever ook een reden zijn geweest dat de kantonrechter in eerste aanleg in gunstigere zin voor werkgever zou hebben beslist ten aanzien van de duur van de opzegtermijn en/of de hoogte van de transitievergoeding, als dit toen al bekend zou zijn geweest. Voorts zou, als werkgever bekend was geweest met dit feit, hij nimmer akkoord zijn gegaan met de inhoud van de huidige vaststellingsovereenkomst en zou werkgever hebben blijven volhard bij het initiële ontbindingsverzoek.

Het hof oordeelt hierover dat een drietal dagen elders arbeid verrichten door een werknemer die al maanden verwikkeld is in een conflict met zijn werkgever, en evenmin loon heeft ontvangen, redelijkerwijs niet kan leiden tot het oordeel dat de verstoorde arbeidsverhouding ernstig aan werknemer te verwijten valt. Hierdoor zou een ontbinding op kortere termijn of het niet toekennen van een transitievergoeding niet aan de orde zijn geweest.

Het hof bekrachtigt op basis van voorgaande dan ook de bestreden beschikking.

Gerechtshof Amsterdam 27 september 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3933 (datum publicatie: 3 oktober 2016)

Bron: Opmaat_Arbeidsrecht, nieuwsbericht 2016/575

Disclaimer

De blogs en publicaties op deze website bevatten informatie van algemene informatieve aard. Afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van een specifiek geval kan de informatie op bepaalde gevallen niet, dan wel verminderd van toepassing zijn. De informatie in de blogs/publicaties is niet bedoeld als, en dient niet te worden beschouwd als, juridisch advies van welke aard dan ook. NOVO Advocatuur en Mediation is dan ook niet aansprakelijk voor de gevolgen van het eventuele gebruik dat van de informatie wordt gemaakt, zonder dat deskundig juridisch advies is ingewonnen. Juridisch advies is altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in.

Neem contact met ons op

Nieuwsbrief

Wekelijks worden de actualiteiten binnen het arbeidsrecht besproken. De belangrijkste of noemenswaardige uitspraken en artikelen passeren hier de revue.
Uiteraard mag u ook zelf ideeën aandragen. Wellicht ziet u het antwoord daarop hier op de site volgende week terug!
Wilt u niets missen? Meld u zich dan hieronder aan voor de maandelijkse nieuwsbrief!