Waar kunnen wij u mee helpen? How can we help you?
Search
Contact

Een onterecht ontslag op staande voet leidt tot de verschuldigdheid van een billijke vergoeding; de ernstige verwijtbaarheid van de werkgever is daarmee een gegeven

Gepubliceerd: 29-nov-2016 08:00

Onderstaand bericht is geschreven door Aranka de Voogd en gepubliceerd door SDU Opmaat Arbeidsrecht op 29 november 2016.

Anders dan de kantonrechter, oordeelt het hof dat werknemer, die ten onrechte op staande voet was ontslagen, wel recht heeft op een billijke vergoeding zoals artikel 7:681 lid 1 aanhef onder a BW vermeldt. Voor de hoogte van de billijke vergoeding heeft te gelden dat deze vooral wordt bepaald door de mate van het ernstig verwijtbaar handelen, waarbij het hof de mogelijkheid heeft om de hoogte te bepalen op een wijze die, en op een niveau dat, aansluit bij de omstandigheden van het geval. In dit geval wordt een billijke vergoeding van € 20.000,- toegekend.

Feiten
Werknemer is in 2011 in dienst getreden bij werkgever. Op 31 december 2015 dient werkgever een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in bij de rechtbank en stelt diezelfde dag werknemer op non-actief. Werknemer heeft in een kort geding wedertewerkstelling gevorderd. De kantonrechter heeft die vorderingen toegewezen. 
Op 22 februari 2016 heeft werkgever werknemer verzocht om zich de volgende ochtend te melden op de zaak. Nadat werknemer op 23 februari 2016 gehoor heeft gegeven aan deze oproep, maakt werkgever kenbaar dat hij niet wil dat werknemer weer komt werken. Werknemer en werkgever gaan op dat moment uit elkaar met de afspraak dat de gemachtigde van werknemer nog contact op neemt met werkgever om te zien of er nog een schikking kan worden bereikt. Diezelfde dag wordt tussen de gemachtigde van werknemer en de directeur van werkgever telefonisch afgesproken dat werkgever nog met een voorstel zal komen. Eveneens wordt op deze dag het vonnis van het kort geding aan werkgever betekend. Om 18.45 uur die dag stuurt werkgever een WhatsApp naar werknemer met de mededeling dat werknemer zich de volgende dag wederom op kantoor moet melden.

Werknemer heeft zich op 24 februari 2016 op kantoor gemeld. Hij had toen zijn werkkleding niet aan, omdat hij veronderstelde dat werkgever over een regeling wenste te praten. In plaats daarvan heeft werknemer de opdracht gekregen om ringetjes van schroefjes te draaien, wat hij geweigerd heeft. Werknemer is op dat moment wegens deze werkweigering op staande voet ontslagen.

Eerste aanleg
De kantonrechter heeft de volgende verzoeken van werknemer toegewezen:

  • verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet vernietigbaar is;
  • betaling van achterstallig loon, de transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en betaling van achterstallig vakantiegeld.

De verzochte billijke vergoeding ad € 20.000 is niet toegewezen.

Hoger beroep 
Werknemer verzoekt opnieuw een billijke vergoeding ad € 20.000 bruto.

Beoordeling hof
Billijke vergoeding
Vast staat dat er aan het ontslag geen dringende reden ten grondslag heeft gelegen en dat werkgever in strijd met de voor opzegging geldende bepalingen heeft gehandeld.

In artikel 7:681 lid 1 aanhef en onder a BW is bepaald dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, of op zijn verzoek aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW, omdat de opzegging is geschied zonder schriftelijke toestemming van werknemer en de uitzonderingen als omschreven in artikel 7:671 lid 1 BW zich niet hebben voorgedaan.

Zoals het hof bij beschikking van 23 juni 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:2514) ook al heeft geoordeeld, is de rechtsgrond voor toewijzing van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW reeds gegeven met het oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Het hof verwijst daartoe naar hetgeen de regering hierover heeft medegedeeld in reactie op vragen en opmerkingen van de VAAN: “De auteur vraagt duidelijkheid over de vraag of met de «billijke vergoedingen» zoals opgenomen in de artikelen 7:681 BW en 7:682, derde, vierde en vijfde lid, BW hetzelfde type vergoeding is bedoeld als de vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten zoals deze elders in het wetsvoorstel is opgenomen. Hierover bestaat in de literatuur discussie. Hierbij kan de regering bevestigen dat er sprake is van hetzelfde type vergoeding; in de artikelen 7:681 BW en 7:682, derde, vierde en vijfde lid, BW is er voor de daarin bedoelde specifieke gevallen reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid.” (Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 113)

Werkgever heeft betoogd dat het van de omstandigheden van het geval afhangt of een billijke vergoeding dient te worden betaald. Dit verweer berust volgens het hof op een verkeerde lezing van de betreffende beschikking. Deze overweging ziet namelijk op de hoogte van de billijke vergoeding, niet op de verschuldigdheid daarvan.

Als uitgangspunt heeft te gelden dat de hoogte van de billijke vergoeding vooral bepaald wordt door de mate van het ernstig verwijtbare handelen en nalaten van de werkgever. Daarbij heeft het hof overigens de mogelijkheid om de hoogte van de vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat aansluit bij de omstandigheden van het geval.

Het hof overweegt hierbij dat uit de situatie voorafgaand aan de werkweigering en daaropvolgend ontslag op staande voet van werknemer, blijkt dat werkgever binnen 5 minuten een ontslagbrief gereed had. Het hof leidt hieruit af dat sprake is geweest van een vooropgezet plan om werknemer op staande voet te kunnen ontslaan.

Naar het oordeel van het hof is er dan ook reden voor toewijzing van een billijke vergoeding.

Hoogte
Rekening houdende met het loon dat werknemer verdiende, is het hof van oordeel dat het verzochte bedrag (dat grof gezegd neerkomt op zeven maandsalarissen) redelijk is en recht doet aan de situatie. Het hof ziet verder geen reden de eerder toegewezen gefixeerde schadevergoeding op deze billijke vergoeding in mindering te brengen. Het dient voor risico van werkgever te komen dat werknemer ten onrechte op staande voet is ontslagen. Daarbij oordeelt het hof dat zij hierbij mede van belang acht dat werknemer ten onrechte geconfronteerd is met de situatie dat hij van de ene op de andere dag zijn werk, inkomen en recht op een WW-uitkering verloor. 

Het hof veroordeelt de werkgever tot betaling van de billijke vergoeding ad € 20.000 bruto.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 november 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5001

Bron: Opmaat_Arbeidsrecht, nieuwsbericht 2016/672

Disclaimer

De blogs en publicaties op deze website bevatten informatie van algemene informatieve aard. Afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van een specifiek geval kan de informatie op bepaalde gevallen niet, dan wel verminderd van toepassing zijn. De informatie in de blogs/publicaties is niet bedoeld als, en dient niet te worden beschouwd als, juridisch advies van welke aard dan ook. NOVO Advocatuur en Mediation is dan ook niet aansprakelijk voor de gevolgen van het eventuele gebruik dat van de informatie wordt gemaakt, zonder dat deskundig juridisch advies is ingewonnen. Juridisch advies is altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in.

Neem contact met ons op

Nieuwsbrief

Wekelijks worden de actualiteiten binnen het arbeidsrecht besproken. De belangrijkste of noemenswaardige uitspraken en artikelen passeren hier de revue.
Uiteraard mag u ook zelf ideeën aandragen. Wellicht ziet u het antwoord daarop hier op de site volgende week terug!
Wilt u niets missen? Meld u zich dan hieronder aan voor de maandelijkse nieuwsbrief!