Waar kunnen wij u mee helpen? How can we help you?
Search
Contact
Schending geheimhoudingsbeding door advocaat-medewerker?

Schending geheimhoudingsbeding door advocaat-medewerker?

Gepubliceerd: 16-mei-2019 08:00

Onderstaand bericht is geschreven door Aranka de Voogd en gepubliceerd door SDU Opmaat Arbeidsrecht op 16 mei 2019.

Een advocaat-medewerker meldde misstanden van haar werkgever bij de Deken en de Raad voor de Rechtsbijstand. De werkgever stelt zich op het standpunt dat er sprake is van schending van het in de arbeidsovereenkomst dan wel in de vaststellingsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding en/of dat er onrechtmatig is gehandeld door de advocaat-medewerker door het doen van onjuiste uitlatingen over de werkgever bij de Deken en de Raad voor de Rechtsbijstand. Het hof oordeelt dat de advocaat-medewerker niet een boete heeft verbeurd dan wel anderszins onrechtmatig heeft gehandeld. Het bestreden vonnis wordt dan ook bekrachtigd.

 

Feiten

De werkneemster is per 1 augustus 2016 als advocaat-medewerker voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de werkgever. In de arbeidsovereenkomst is onder meer opgenomen dat beide partijen zich verbinden -ten opzichte van elkaar - zich te houden aan de bepalingen van de Advocatenwet en aan alle op grond van die wet vastgestelde verordeningen. Een geheimhoudingsbeding is eveneens opgenomen, waarin o.a. is bepaald dat de werkneemster aan de werkgever een boete verbeurd van € 20.000 voor iedere overtreding van dit beding.

Al vrij snel ontstaat er onenigheid tussen de werkgever en de werkneemster. De werkneemster had namelijk geconstateerd dat in de periode van haar start tot begin oktober 2016 zonder enige vorm van overleg met haar 60 toevoegingen op haar naam waren aangevraagd. De werkneemster is op 7 oktober 2016 verzocht het kantoor per direct te verlaten, omdat zij niet zou functioneren. Op 10 en 11 oktober 2016 heeft de werkneemster zowel de Deken alsook de Raad voor de Rechtsbijstand geïnformeerd over haar bevindingen.

Op 20 oktober 2016 zijn partijen middels een vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst per 30 november 2016 zal eindigen. Daarbij is onder meer een geheimhoudingsverplichting opgenomen, waaraan nu overigens géén boete is verbonden. En partijen verlenen elkaar volledige finale kwijting.

Op 21 oktober 2016 ontvangt de werkgever een mail van de Raad voor de Rechtsbijstand, dat zij naar aanleiding van de bevindingen en melding daarvan door de werkneemster, de werkgever oproepen voor een gesprek, aangezien deze werkwijze een overtreding van de wet- en regelgeving is. Diezelfde dag heeft de werkgever de werkneemster geïnformeerd dat aanspraak wordt gemaakt op de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen boete ad € 20.000 wegens schending van de geheimhoudingsplicht. De werkgever heeft vervolgens de auto op 8 november 2016 in conservatoir beslag laten nemen en in gerechtelijke bewaring gegeven, alsook beslag laten leggen op haar bankrekening.

Op 9 januari 2017 informeert de Raad voor de Rechtsbijstand werkneemster over de bevindingen van haar onderzoek: “De Raad concludeert dat de aanvragen om toevoeging op uw naam in veruit de meeste gevallen zijn ingediend door het kantoor [werkgever] advocaat en belastingkundige en dat mr. [werkgever] de behandelend advocaat c.q. gemachtigde is en dat mr. [werkgever] ten onrechte toevoegingen heeft (laten) aanvragen op uw naam. (…)"

 

Eerste aanleg

In eerste aanleg zijn de vorderingen van de werkgever tot o.a. betaling van de schade op grond van onrechtmatige daad en betaling van een dwangsom van per keer dat de werkneemster de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen geheimhoudingsplicht schendt, afgewezen. De vorderingen van de werkneemster (opheffing van alle door de werkgever gelegde conservatoire (derden)beslagen en voor recht verklaring dat de door de werkgever gelegde beslagen vexatoir zijn) zijn toegewezen.

 

Hoger beroep

De werkgever gaat in hogere beroep en stelt dat door de mededelingen van de werkneemster aan de Deken en de Raad voor de Rechtsbijstand zij het geheimhoudingsbeding geschonden, waardoor de boetes zijn verbeurd. Voorts zou de werkneemster onrechtmatig hebben gehandeld, omdat haar uitlatingen onjuist waren en op grond van die uitlatingen is werkgevers voornaamste inkomstenbron (de Raad voor de Rechtsbijstand) opgedroogd, waardoor de werkgever niet meer aan de lopende verplichtingen kan voldoen.

 

Beoordeling hof

Het hof is van oordeel dat de finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst al aan de weg staat van de vorderingen van de werkgever en dat de geheimhoudingsverplichting uit de vaststellingsovereenkomst niet geschonden is, daar deze van een latere datum is. Voorts licht zij nog wel toe waarom ook op grond van het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst de vordering van de werkgever niet kan worden toegewezen.

De mededelingen van de werkneemster aan de Deken en de Raad voor de Rechtsbijstand zijn immers wel aan te merken als ‘gegevens respectievelijk bijzonderheden de onderneming van werkgever of van één met haar in welke rechtsvorm dan ook gelieerde onderneming betreffende’, zoals opgenomen in het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst. Dit betekent volgens het hof nog niet dat de werkneemster hierdoor de boetes heeft verbeurd. De werkneemster heeft immers verplichtingen die voortvloeien uit de Gedragsregels van de NOvA en de Inschrijvingsvoorwaarden van de Raad voor de Rechtsbijstand en heeft hieraan voldaan door haar mededelingen (in dit geval: misbruik van overheidsgelden door werkgever) in oktober 2016. De werkgever was op de hoogte van deze verplichtingen en de werkneemster eigen goede naam was in het geding door het handelen van de werkgever.

In dit geval kan dan ook in redelijkheid dan ook niet geoordeeld worden dat de werkneemster een boete heeft verbeurd vanwege schending van haar geheimhoudingsplicht, aangezien daaraan goed werkgeverschap in de weg staat. Dit geldt te meer, omdat de werkneemster eerst met de werkgever over de misstanden heeft gesproken, deze niet openbaar bekend heeft gemaakt en zij voldoende feitelijke basis voor de gerapporteerde misstand bestond.

De onrechtmatige daad is volgens het hof onvoldoende betwist. De werkneemster heeft wellicht initieel bij de mededelingen aan de Deken en de Raad voor de Rechtsbijstand niet de juiste aantallen (toevoegingen en aanvragen) benoemt, maar het geschetste beeld klopt wel. Daarenboven is de gestelde schade op geen enkele wijze onderbouwd.

Het bestreden vonnis is dan ook bekrachtigd door het hof.

 

 

Gerechtshof Den Haag, 30 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:946

Bron: Opmaat_Arbeidsrecht, nieuwsbericht 2019/248

Disclaimer

De blogs en publicaties op deze website bevatten informatie van algemene informatieve aard. Afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van een specifiek geval kan de informatie op bepaalde gevallen niet, dan wel verminderd van toepassing zijn. De informatie in de blogs/publicaties is niet bedoeld als, en dient niet te worden beschouwd als, juridisch advies van welke aard dan ook. NOVO Advocatuur en Mediation is dan ook niet aansprakelijk voor de gevolgen van het eventuele gebruik dat van de informatie wordt gemaakt, zonder dat deskundig juridisch advies is ingewonnen. Juridisch advies is altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in.

Neem contact met ons op

Nieuwsbrief

Wekelijks worden de actualiteiten binnen het arbeidsrecht besproken. De belangrijkste of noemenswaardige uitspraken en artikelen passeren hier de revue.
Uiteraard mag u ook zelf ideeën aandragen. Wellicht ziet u het antwoord daarop hier op de site volgende week terug!
Wilt u niets missen? Meld u zich dan hieronder aan voor de maandelijkse nieuwsbrief!